Ik zei dus: precies de nutteloosheid van poëzie is een
protest tegen al wat in deze wereld aan de orde is. Dit is een maatschappij van
hebben. Poëzie hoort tot het rijk van het zijn. Eigenlijk zeg ik dit achteraf.
Als ik het toen gezegd had, was ik een goeie leraar geweest. Het was wat ik
ongeveer had kunnen zeggen, had ik niet met de mond vol tanden gestaan. Hoe
langer ik sindsdien echter over die vraag gedacht heb, hoe minder dom ik ze ging
vinden, maar hoe onvollediger mijn antwoord erop.
Poëzie dient namelijk wèl ergens toe. Het zou te gemakkelijk
zijn, dat te bewijzen met voorbeelden van geëngageerde poëzie, Neruda, Brecht,
Nicolas Guillén: daar krijg je eventueel nog een bruikbare verontwaardiging van
mee, een protest waar mee te werken valt. Net zoals religieuze poëzie, voor wie
gelooft, nuttig kan zijn, omdat ze je nader brengt tot.
Maar om het moeilijk te maken wou ik het hieronder nou net
hebben over bijvoorbeeld de vraag: wat is de zin van religieuze poëzie, voor wie
niet gelooft?
Een van de dingen waar poëzie toe bijdraagt, is begrip. Daar
hoort eigenlijk al bij dat je poëzie op het eerste gezicht vaak niet begrijpt.
Zelfs als het lijkt van wel, is zon eerste indruk nogal eens bedrieglijk. "Lees
maar, er staat niet wat er staat", zei de toch alleen maar in
allerbegrijpelijkst Nederlands schrijvende Martinus Nijhoff al.
[...]
Goed, begrip was de comparatief van begrijpen. De superlatief
ervan is troost. De hele wereld begrijpen.
Troost werkt volgens een eigenaardig mechanisme. De essentie
ervan beluister ik in een gesprekje dat ik ooit ergens diep in de Kempen mocht
opvangen tussen een vader en een zoon, allebei op de stoep voor hun huis
gezeten. Na lang zwijgen zei de vader: "jaja". Waarna vijf minuten stilte.
Waarna de zoon peinzend: "ja".
Het is geen pessimisme, het is zeer zeker geen optimisme, het
is een melancholisme waarheid en het berusten daarin. En daarna weer op stap
gaan. En die rust vind je niet dromend over hiernamaalsen, in aards
paradijsfantasieën, die rust of die troost vind je net in de ontkenning daarvan,
in de bevestiging dat ze niet bestaan. Rust vind je niet in de droom, die maakt
onrustig. Rust vind je in de verdrietige waarheid. Zo is het nu eenmaal. Jaja.
Herman de Coninck -- Over de troost van pessimisme