Posts tonen met het label Vergeten Helden. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Vergeten Helden. Alle posts tonen

zaterdag 28 september 2013

Op de draaitafel vandaag : Moby Grape (1967).



Na een moeilijke week .... even wat uitblazen.

Ik kreeg deze week toevallig Knack Focus te zien en zag dat de plaatselijke commentator van dienst het u ook over “vergeten helden” heeft, en meer nog, deze keer ging het over Moby Grape’s album “1969” uit ....1969.

Tijd voor mij om eens in mijn eigen platenkast te duiken en hun eerste elpee op de draaitafel te leggen.

De elpee opent met 'Hey Grandma' en het lijkt of oma onderweg overreden wordt door de trein die via de pick up de kamer binnendent : wat een gitaargeweld ! The Byrds met kettingzagen ! Een andere absoluut knetterende song is  'Omaha', of de vreemd van tempo wisselende 'Sitting by the window'.

Het is zo en van die platen waaraan je voelt dat alles klopt en dat het eigenlijk niet meer beter kan. En dat was ook zo.

Moby Grape was een idee van Peter Lewis en Bob Mosley. Met Skip Spence vormen zij een band die de ballrooms uit San Francisco afschuimt.

Zeer snel krijgen zij een schare trouwe volgelingen en volgt hun eerste plaat. Het is een meesterwerk. Ze staat bol van hoogtepunten qua arrangementen, uitvoering, en prachtige composities. 






Stom genoeg wordt de plaat in eerste instantie niet als dusdanig uitgebracht. De producer heeft er zes singles van gemaakt en die worden met korte tussenpozen uitgebracht, net op het moment dat de markt overslaat naar de elpees en de zgn. “album oriented rock”.

Moby Grape mist de boot en zo kunnen andere groepen uit San Francisco (The Byrds, Buffalo Springfield, enz..) de macht grijpen.

Hun tweede album “Wow” uit 1968, is zeer goed maar mist het extra van die eerste plaat. Om het niveau toch wat acceptabel te maken werd vanaf een volgende druk de plaat aangevuld met een tweede plaat “Grape Jam”, een aantal jamsessions.
Het derde album “1969” zet die trend verder.

Ondertussen zijn er ook problemen met de bandleden. Tijdens de opnamen van het tweede album werd Skip Spence opgenomen in een psychiatrische kliniek. Spence verbleef tot zijn dood in 1998 in een kliniek.

Moby Grape zal weldra verdwijnen.

Pas vele jaren later kwam ik er achter dat er ook nog een rel rond de hoes van de eerste elpee was geweest, omdat een van de leden de middelvinger liet zien. De hoezen met die foto werden inderhaast vernietigd, maar een paar duizend exemplaren waren al de deur uit, waar verzamelaars flinke prijzen voor betaalden. 


De elpee Moby Grape was voor mij HET hoogtepunt van de Westcoast-muziek. 

Hey Grandma



Omaha



Sitting by the window






vrijdag 20 september 2013

Jim Croce (1943 - 1973)



Veertig jaar geleden stierf Jim Croce. Hij was dertig.

James Joseph (Jim) Croce (Zuid-Philadelphia, 10 januari 1943 – Natchitoches, 20 september 1973) was een Amerikaanse singer-songwriter. Hij brak door bij het grote publiek na zijn vroegtijdig overlijden. Jim Croce heeft zes studioalbums en elf singles uitgebracht. Jim Croce is vooral bekend geworden met melodieuze, gevoelige liedjes zoals I got a name en Time in a bottle.

Met zijn vrouw trad Jim Croce tot 1970 op, waarbij ze veel covers speelden, maar ook hun eigen nummers schreven. In 1968 verhuisden Jim en Ingrid naar New York om daar hun eerste album bij Capitol Records op te nemen. Na het opnemen hebben ze 2 jaar lang door de VS gereisd. Ze traden op in cafés en kleine clubs om hun album, Jim & Ingrid Croce, the promoten.

Nadat ze zich niet meer thuis voelden in New York en de muziekindustrie (later vertolkt in het nummer 'New York's Not My Home'), vertrokken ze naar het platteland van Pennsylvania. Jim nam hier een baan om de huur te kunnen betalen, terwijl hij liedjes bleef schrijven. Veel van zijn liedjes gaan over mensen die hij ontmoette, of gebeurtenissen die hij daar meemaakte. Jim heeft nog een serie andere baantjes gehad, in het leger en bij de radio, voordat hij succes zou krijgen.

In 1970 ontmoette Croce de pianist/gitarist Maury Muehleisen, via producer Joe Salviuolo die Croce nog kende van school. In het begin speelde Croce op de achtergrond met Muehleisen mee, maar in de loop der tijd wisselde dit. Maury Muehleisen speelde nu gitaar bij de folkmuziek van Croce.

In 1972 kon Croce een record deal krijgen bij ABC Records. Nog in hetzelfde jaar bracht hij daar twee LP's uit: "You Don't Mess Around With Jim" en "Life & Times".

De singles "You Don't Mess Around With Jim", "Operator (That's Not The Way It Feels)" en "Time In A Bottle" (wat geschreven was voor zijn nog niet geboren zoon, A. J. Croce) waren alle drie op de radio te horen. Met "Bad, Bad Leroy Brown" kwam Croce op #1 te staan in de Amerikaanse hitlijsten in juli 1973.

In 1973, toen hij eindelijk succes had, kwam Jim Croce (30 jaar) samen met Maury Muehleisen (24 jaar) om in een vliegtuigongeluk. Op 20 september 1973 stortte het vliegtuig met Croce, Muehleisen en 4 andere inzittenden neer, één dag voor zijn nieuwe single "I Got A Name" zou uitkomen. Croce had net een succesvol optreden in Natchitoches, Louisiana gehad, en was op weg naar Sherman, Texas voor zijn volgende optreden.

Volgens onderzoekers steeg het vliegtuig niet snel genoeg op, en raakte het de enige boom op de landingsbaan. Er zijn speculaties geweest over de piloot, die ziek was en misschien een hartaanval had gehad, maar in het uiteindelijke rapport wordt de crash toegeschreven aan een fout van de piloot. Croce is begraven in Pennsylvania, Muehleisen in Trenton.

Dit betekende het voortijdige einde van de carrière van een artiest, die er in zijn luistermuziek met menselijke teksten op verfrissende wijze in is geslaagd folk- met popmuziek te vermengen.


I'll have to say I love you in a song




donderdag 12 september 2013

Antoine - La Loi de 1920 (1966)




Antoine heeft het in deze song over de Wet van 31 juli 1920, « réprimant la provocation à l’avortement et la propagande anticonceptionnelle. » (Franse Wet).

Volgens deze wet  wordt abortus gelijkgesteld met moord en zal de pleger ervan voor het Assisenhof moeten verschijnen.


Toch was deze wet niet een totale miskleun. Zeer dikwijls konden de beklaagden rekenen op het medeleven van de juryleden en kwamen ze er met lichte straffen vanaf. In 1923 werd de straf voor abortus gecorrectionaliseerd.


Toch bleef de vervolging van de abortus een feit. Tussen 1925 en 1932 waren er dat zo’n 500 à 600 per jaar.


Het gevolg was navenant. Het geboortecijfer daalde drastisch en in 1930 stond dit op het laagste peil ooit in Frankrijk.

Wat gebeurde er ? Eerst waren er de gewone middelen zoals de coïtus interuptus en het condoom (toegelaten omdat het de mensen beschermde tegen venerische ziekten). En natuurlijk waren er de clandestiene abortussen die in die jaren een echte boom kenden.

Een nieuwe wet van 1939 (Code de la Famille) zal de repressie versterken.

De oorlog die volgt zal het ideaal van de vrouw aan de (franse) haard versterken en dus zal abortus uit den boze zijn. De vrouw zal zich volledig ontplooien in haar rol van moeder aan de haard, en ze zal kinderen baren.

Een wet van 1942 zal abortus “schadelijk voor het Franse Volk” verklaren. Abortus wordt “un crime d’Etat”. Er worden speciale ploitiediensten opgericht die zich met abortus bezighouden. In 1943 wordt een “engeltjes maakster” geguiliotineerd.
Gedurende de oorlogsjaren worden inzake abortus meer dan 15000 straffen uitgesproken.




Antoine

Antoine zal onmiddellijk een buitenbeentje zijn in de franse yéyé. De meeste zangers en zangeressen houden het bij brave en vriendelijke weinig zeggende teksten.
Antoine is tegendraads en heeft het in zijn “Eculubrations“ onmiddellijk over het plaatsen van het franse idool nr.1 « Johnny Hallyday» in een koooi in Medrano (de Parijse Zoo).

Met zijn groep « Les Problèmes » (de latere Charlots) zoekt hij de controverse op.
In 1966 maakt hij deze song « La Loi de 1920 ».

Hij vertelt ons het intrieste verhaal van een vrouw die de zwangerschappen opstapelt en uiteindelijk begeeft. Om te ontsnappen aan de miserie vermoordt ze haar kinderen en pleegt ze zelfmoord.

Voor Antoine is deze meer dan voorbijgestreefde wet uit 1920 de echte schuldige.



Antoine: "LA LOI DE 1920". (1966)

Elle habite avec ses 9 enfants
De biais ce n'est pas même un appartement
Le mari on ne le voit pas souvent
Et pourtant

On leur a appris à fonder une famille
Faire autrement leur serait difficile
Au mariage c'était le seul but dans la vie
Et pourtant

Chaque année un autre enfant naissait
Comment auraient-ils pu l'éviter
Il y a 365 nuits dans une année
Et pourtant

L'aîné aura peut-être quelque instruction
Pour les autres il n'en est pas question
Manger ça ne leur arrive pas souvent
Et pourtant

Il y a longtemps que leur taudis est classé
Assise folle elle s'est mise à penser
Elle n'en peut plus, ça ne peut plus durer
Et pourtant

Dans un coin il y a un fourneau
L'évier est mort, on leur a coupé l'eau
Elle s'approche du feu la folie sur la peau
Et pourtant

Il suffit de tourner un robinet
Ça me tremble, les enfants dorment à coté
Ils ne se sont plus jamais réveillés
Et pourtant

On aurait dû penser pourtant
On aurait pu penser pourtant
Penser à revoir enfin la loi de 1920
.








zaterdag 31 augustus 2013

Billy J. Kramer and the Dakota's - De UK EP's



Billy J. Kramer with The Dakotas was een Britse popgroep, opgericht in 1963. De zanger kwam uit de buurt van Liverpool, de groep uit Manchester.

De groep nam verschillende covers van Beatles-nummers op. Van hun drie grootste hits, “Do You Want to Know a Secret”, “Bad to Me” en “Little Children”, waren er twee geschreven door Lennon en McCartney.

William Ashton was de jongste van zeven kinderen. Hij volgde een opleiding tot machinist bij British Railways en speelde in zijn vrije tijd ritmegitaar in een amateurbandje. Na korte tijd begon hij daarnaast te zingen. Als artiestennaam koos hij Billy J. Kramer. De achternaam haalde hij willekeurig uit een telefoonboek, de ‘J.’ voegde hij later toe op aanraden van John Lennon; dat klonk professioneler.

Hij trad op als zanger met een begeleidingsgroep die zich The Coasters noemde, toen hij kennis maakte met Brian Epstein. Vermits zijn gitaar gestolen was, zong Kramer alleen nog. Begin 1963 vroeg Epstein of Kramer beroepszanger wilde worden. The Coasters wilden de amateurstatus niet opgeven, dus Epstein ging op zoek naar een professionele begeleidingsband.

Die band werd The Dakotas uit Manchester. De groep was in 1960 opgericht en speelde daar in clubs en ballrooms. Toen Brian Epstein hen vroeg om naar Liverpool te komen, waren ze de vaste begeleidingsgroep van de zanger Pete Maclaine. The Dakotas gingen akkoord, mits ze ook zelf platen mochten maken, los van Billy J. Kramer. Zo sloot Epstein twee afzonderlijke platencontracten af met Parlophone. Om duidelijk te maken dat het hier om een samenwerkingsverband tussen een zanger en een groep ging, werden ze samen Billy J. Kramer with The Dakotas genoemd. De pers en het publiek hadden het toch vaak over Billy J. Kramer and The Dakotas of Billy J. Kramer & The Dakotas.


 
The Beatles, Gerry and the Pacemakers en Billy J. Kramer and the Dakotas' met manager Brian Epstein.


De groep was, na The Beatles en Gerry & the Pacemakers, de derde groep die Brian Epstein als manager onder zijn hoede nam.

Het met de groep bevriende duo Lennon en McCartney gaf toestemming om het nummer “Do You Want to Know a Secret” op te nemen, dat op het Beatles-debuutalbum “Please Please Me” stond. De versie van Billy J. Kramer with The Dakotas bracht het in mei 1963 tot de tweede plaats in de UK Singles Chart.


Billy J. Kramer, Cilla Black en Gerry and the Pacemakers.


Lennon en McCartney schreven ook de tweede en de derde single van de groep. “Bad to Me” en “I'll Keep You Satisfied” zijn zelfs allebei nummers die The Beatles nooit zelf hebben opgenomen. “Bad to Me” haalde in augustus 1963 de eerste plaats in de UK Singles Chart;  “I'll Keep You Satisfied” bracht het in november 1963 tot de vierde plaats.

Lennon en McCartney waren gewillig genoeg, maar Billy J. Kramer with The Dakotas kozen als volgende single toch een nummer geschreven door anderen. Ze waren bang dat ze anders eeuwig in de schaduw van The Beatles zouden blijven staan. “Little Children”, van de Amerikaanse liedjesschrijvers J. Leslie McFarland en Mort Shuman, werd de grootste hit van de groep. In maart 1964 bereikte het nummer de eerste plaats in de UK Singles Chart. Met dit ietwat ondeugende liedje over kleine kinderen die hinderlijk aanwezig zijn als de ik-figuur alleen wil zijn met zijn vriendinnetje, brak de groep ook door in de Verenigde Staten, waar het nummer de zevende plaats bereikte in de Billboard Hot 100. In de VS was Bad to Me de achterkant; dat nummer bereikte de negende plaats.




De volgende single, “From a Window”, was dan alweer een nummer van Lennon en McCartney dat nooit is opgenomen door The Beatles. In augustus 1964 bereikte het de tiende plaats in de Britse hitparade.

Dit matige succes luidde een periode van neergang in. De volgende plaat, “It’s Gotta Last Forever”, deed niets. De opvolger, “Trains and Boats and Planes”, deze keer een nummer van Burt Bacharach, dat in mei 1965 uitkwam, moest concurreren met de versie van de maestro zelf. Bacharach won de competitie met een vierde plaats in de Britse hitparade. Kramer en de Dakotas haalden toch nog een eervolle twaalfde plaats.

Het was hun laatste succes.

Hun volgende platen haalden de hitparade niet meer. In 1967 besloten Billy J. Kramer en de Dakotas hun eigen weg te gaan.

Conform de afspraken met Epstein mochten The Dakotas zelf ook platen uitbrengen. In deze periode brachten ze drie singles met instrumentale nummers uit. Daarvan werd “The Cruel Sea” in 1963 in Groot-Brittannië met een 18e plaats een klein hitje. Het nummer verscheen het volgende jaar verrassend op een lp van Billy J. Kramer with The Dakotas die bestemd was voor de Amerikaanse markt, nu onder de titel “The Cruel Surf”. Onder die titel namen The Ventures het nummer in hun repertoire op. Het staat op hun lp Live In Japan ’65.







Dit zijn hun EP’s
 

• The Kramer Hits
Parlophone GEP 8885 Sep '63
1.Do You Want To Know A Secret?
2.I'll Be On My Way
3.Bad To Me
4.I Call Your Name

• I'll Keep You Satisfied
Parlophone GEP 8895 Dec '63
1.I'll Keep You Satisfied
2.I Know
3.Dance With Me
4.It's Up To You

• Little Children
Parlophone GEP 8907 May '64
1.Little Children
2.They Remind Me Of You
3.Beautiful Dreamer
4.I Call Your Name

• From A Window
Parlophone GEP 8921 Nov '64
1.From A Window
2.Second To None
3.Dance With Me
4.Twelfth Of Never

• Billy J. Plays The States
Parlophone GEP 8928 Feb '65
1.Sugar Babe
2.Twilight Time
3.Tennessee Waltz
4.Irresistible You




woensdag 21 augustus 2013

The Mec Op Singers - Dies Irae (1966)



Deze Naamse groep begon als Les Chats Noirs in 1964, waarschijnlijk een amalgaam van Les Chats Sauvages van Dick Rivers of Les Chaussettes Noires van Eddy Mitchell.

Het was een balorkest zoals er in die tijd tientallen te horen waren.

In 1965 worden ze The Mec Op Singers: Michel Sterkendries, alias Mike Steven  of Mike Stevenly (lead gtr, vcls) - André Terrasse (bs) - Guy Bodart (rhythm gtr) - Freddy Evrard (dr) - Francis Collard (vcls) waren toen de bandleden!

Naar het voorbeeld van the Yardbirds en hun “Still I’m Sad” proberen de Mec Ops iets nieuws.

Andrew had het idee gekregen om iets uit het Gregoriaans ( 'Dies Irae', uit de dodenmis)  te gebruiken als basismelodie. Hierover zou een tekst komen,  gesproken door een zwarte gelynchte man die aan zijn God vraagt om zulke dingen niet meer te laten gebeuren.

De sarcastische lach je hoort aan het einde van de titel is Robert Berry, een professionele acteur in het Theatre Royal de Namur en de vader van Guy Bodart.

Hun eerste opname,  'Dies Irae', als 45's of Extended Play (Dies Irae/Summer In Hawaii/Pep Pills/Only Lonely Me),op het Hebra label was meteen een kaskraker.





 

De groep kon dankzij dit succes zo een beetje overal optreden, ook in Noord Frankrijk en in L'Alhambra in Parijs.

Een tweede single komt uit in 1967,  'It Was My Friend/A Tramp's Guitar Called Suzi', en nog steeds bij het label Hebra.

Toen  moest Guy Bodart nog zijn legerdienst voltooien en kwamen de onvermijdelijke line-up changes daar ook de zanger de groep verliet.

Michel nam de zanglijnen op zich en David Dandoy kwam als gitarist (we kennen een David Dandoy als lid van The Klan en  The Tomahawk Blues Band, misschien ook dezelfde man?), ook Claude Dessy (gt) en een zekere Pluche (een Congolees) worden genoemd.

Na nog een paar singles leek het vet van de soep te zijn: ‘End of the road’ voor de groep, hoewel ze sporadisch nog hebben opgetreden in de jaren 70.

In 1977 stierf  Michel Sterkendries, Francis Collard in 2008, Freddy Evrard volgde helaas in 2011. Guy Bodart leeft in de Verenigde Staten en blijkt een gitaarfreak te zijn geworden terwijl André Therasse ergens als cineast zou werken.







zaterdag 17 augustus 2013

Op de draaitafel : Sammy Walker - Songs from Woody's Pen (1979)




Vorige keer had ik het over de beste Sammy Walker.

Onder invloed van de folk en country van Bob Dylan, Woody Guthrie en Hank Williams, maakte Sammy Walker in het midden van de jaren 1970 met twee albums voor het Folkways label en twee albums voor Warner Brothers.

Het was Phil Ochs, die zwaar onder de indruk van de jonge songwriter, voorstelde om zijn eerste album voor Folkways te producen.

Na zijn eerste album,  vandaag dat wonderlijke “Songs from Woody’s Pen” uit 1979.

Je krijgt de plaat in handen en je gelooft je eigen ogen niet. Het is net of je houdt de eerste Dylan plaat in je handen. 




De foto op de hoes zou zo uit de beginperiode van Dylan kunnen komen. En ook de plaat zelf, de Woody Guthrie songs, het is net of Dylan zelf ze brengt. Zo ergens op het einde van 1962.

Dit is dan ook een absolute topper in mijn platenkast.

Favoriete tracks heb ik niet – hoe kan je trouwens uit Woody Guthrie’s songs een beste kiezen ?

Dan toch maar, “Pastures of Plenty” en “1913 Massacre” al was het maar om de vergelijking met Dylan te maken.


Pastures of Plenty




1913 Massacre




vrijdag 16 augustus 2013

Op de draaitafel : Sammy Walker - Song for Patty (1975)



Vorige keer had ik het over de beste “nep-Dylan” althans volgens Rolling Stone.

Vandaag wil ik het hebben over een totaal ondergewaardeerd artiest die Dylan – moest hij een tiental jaren eerder opgenomen hebben – naar de kroon zou steken. 




Sammy Walker (geboren 7 juli 1952 in de buurt van Atlanta, Georgia) is een Amerikaanse singer-songwriter.

Onder invloed van de folk en country van Bob Dylan, Woody Guthrie en Hank Williams, maakte Sammy Walker in het midden van de jaren 1970 met twee albums voor het Folkways label en twee albums voor Warner Brothers. 





 

Het was Phil Ochs, die zwaar onder de indruk van de jonge songwriter, voorstelde om zijn eerste album voor Folkways te producen.

Na een album met Woody Guthrie liedjes in 1979 (ook in mijn bezit), verdween Sammy Walker van het toneel. Hij nam wel een nieuwe plaat op in 2008

Ik heb die platen van Sammy Walker op het franse label “le chant du monde” die de oude folkways opnames hier verdeelde.





Song for Patty is het eerste album van Sammy Walker. Hij was toen 22.

Song for Patty gaat over Patty Hearst.

Patty Hearst is de kleindochter van miljonair William Randolph Hearst. Op 4 februari 1974 werd zij door een kleine linkse groep die zichzelf de Symbionese Liberation Army noemde uit haar appartement ontvoerd. In ruil voor de vrijheid van Hearst moest de Amerikaanse regering twee SLA-leden vrijlaten, maar dat deed de regering niet. De volgende eis was dat de familie Hearst 70 dollar aan elke arme inwoner van de Bay Area moest geven (ongeveer 400 miljoen dollar). Daarop doneerde haar familie zes miljoen dollar aan eten voor de armen in de Bay Area. Maar na deze donatie weigerde de SLA hun dochter vrij te laten omdat het voedsel volgens de SLA slecht was.

Kort daarna, op 15 april 1974, werd ze gefotografeerd met een M1 Carbine terwijl ze samen met vier andere leden van het SLA de Hibernia bank beroofde op Sunset Avenue. Hierna liet ze weten dat ze haar naam had veranderd naar Tania (naar een medestrijdster van Ernesto "Che" Guevara) en dat ze nu de SLA steunde. Er werd een arrestatiebevel voor haar uitgevaardigd, en ze werd uiteindelijk samen met twee andere leden van de SLA gearresteerd in september 1975. Zes andere oorspronkelijke SLA-leden werden gedood tijdens een belegering door een groep van 500 politieagenten van het huis waarin ze ondergedoken zaten. Vier hiervan stierven aan verwondingen aangedaan door politie, de twee anderen verstikten (de politie had het huis in brand gezet in de hoop dat zij dat zouden verlaten). Dit alles werd rechtstreeks uitgezonden door de media.

Tijdens haar rechtszaak vertelde Hearst dat ze geblinddoekt was opgesloten in een kast, en dat ze lichamelijk en seksueel was misbruikt, en dat ze hierdoor sympathie had ontwikkeld voor de ideologieën van de SLA in een extreem geval van "stockholmsyndroom". De periode van haar ontvoering tot haar arrestatie beleefde ze naar eigen zeggen in een "waas". Haar verdediging bleek niet succesvol, ze werd veroordeeld op 4 februari 1976 (toevallig precies 2 jaar na haar ontvoering) tot 25 jaar cel en in hoger beroep tot 7 jaar cel. Na 22 maanden werd haar gratie verleend door president Jimmy Carter (Hij zette de straf om in voorwaardelijk) en ze kwam uit de gevangenis op 1 februari 1979. President Clinton verleende haar op de laatste dag van zijn presidentschap een algeheel pardon (20 januari 2001).







 


Daarnaast krijgen we enkele prachtige tracks, o.m. Ochs' "Bound For Glory” en Woody Guthrie's " I Aint Got No Home".

Mijn favoriete tracks

Song for Patty



Closing Time



Bound for Glory (met Phil Ochs)




zondag 11 augustus 2013

Op de draaitafel : Dick Campbell - Dick Campbell sings where it's at (1966)




Richard S. "Dick" Campbell (25 januari 1944 - 25 april 2002) was een Amerikaanse folk-rock singer-songwriter. Hij is vooral bekend voor zijn album uit 1966 “Dick Campbell Sings where it’s at”, door Rolling Stone bestempeld als het beste "nep-Dylan" album. In die tijd was iedereen op zoek naar een nieuwe Dylan. Dunhill Records had PF Sloan, en Mercury probeerde het met Dick Campbell.

Mercury bracht Campbell in contact met de toen nog onbekende producer Lou Reizner, die vroeger Mike Bloomfield en de Paul Butterfield Blues Band had geproduced , en die ook met Dylan had gewerkt, om ervoor te zorgen dat het album erg vergelijkbaar was met Dylan’s sound.

Op het album zijn onder meer te horen : Mike Bloomfield (gitaar), Paul Butterfield (harmonica), Sam Lay (drums), Mark Naftalin (orgel), een jonge Peter Cetera (bas) en Marty Grebb van the Buckinghams (gitaar).

Het album is sterk geïnspireerd op zijn vluchtige relatie met zijn vriendin, Sandi, met zinnen als : "I won’t be capitulating/ You’re going to lose a few points in your ratings”.

Ook de tracks  "You've Got to Be Kidding", "Approximately Four Minutes of Feeling Sorry for Dick Campbell", "Girls Named Misery" and "Ask Me If I Care" zijn duidelijk in dit opzicht.

Ik heb dit album (alweer) gevonden in een uitverkoop in Stockel (10 voor 100 Fr.). Ik wist niet wat het was, het album was nog in de cellofaan. Maar er stond op 1966. Op de hoes stond een soort jonge James Dean.  Dus waarom eigenlijk niet ?

Favoriete tracks

Sandi



Approximately Four Minutes of Feeling Sorry for Dick Campbell





dinsdag 30 juli 2013

Tenderfoot kids - Time Is Up / Intoxication (Barclay BE 61198) 1970




Tenderfoot kids - Time Is Up/Intoxication (Barclay BE 61198) 1970

Deze groep uit Verviers kwam met deze single binnen in de Belgische (franstalige) hitparade (Formule J)  in februari 1970! Hij geraakte tot nummer 11.

Na de release in juni 1970 van hun eerste single, “The Bird And The Hunter”, geproduceerd door Barclay wordt deze direct gebombardeerd tot “disque de la semaine” van de RTB,  Formule J.

Marc Moulin zal de single ook regelmatig draaien op zijn “Cap de Nuit”.

De groep besluit minder bals te spelen maar eerder als attractie op te treden.




 

Hun tweede single gaat onopgemerkt voorbij maar hun live reputatie blijft groeien. Ze treden op met The Pebbles, en verzorgen het voorprogramma van Michel Polnareff in de Ancienne Belgique in Brussel voor een week.

In februari 1970 volgt dan “Time Is Up” met op de B kant “Intocication”.  Het wordt een regelrecht succes, hoewel nog steeds niet die grote impact waarvan gedroomd werd.

Er volgt nog een single en daarna gaan de wegen van de bandleden uit elkaar. Tenderfoot Kids geven hun laatste concert in april 1972.


Time is Up



Intoxication




5 from Dave - I Don't Wanna Loose You/Little Child (1967)



5 from Dave - I Don't Wanna Loose You/Little Child (1967)

Dit was de eerste van de drie singles die deze groep uit Boom uitbracht.

Hoewel ze niet lang bestonden worden hun plaatjes vandaag erg gezocht.

Ze waren erg beïnvloed door de britse bands van het midden van de jaren zestig. Dave Munro was de zanger en auteur van hun songs
.


I don't wanna loose you



Little Child




vrijdag 19 juli 2013

July - Hello, Who's there ? / The Way (1968)




July was een Britse band in de jaren 1966 tot en met 1968.

De basis werd gelegd door Tom Newman en Peter Cook. Beiden kwamen uit The Tomcats. Die band ging aan gebrek aan populariteit ter ziele. Newman en Cook richtten samen een maatschappijtje op voor hun gezamenlijke schrijversactiviteiten, Neddysongs. Ze namen daarbij een aantal demos op. De band nog steeds The Tomcats kregen een platencontract, maar de zaken wilden niet vlotten. Er werd toch een opname gemaakt, maar de diverse leden waren er niet blij mee. Het moest allemaal te vlug en ze hadden het idee dat de muziekproducent hun muziek niet begreep.

Daarbij kwam dat de leden de platenhoes verschrikkelijk lelijk vonden. Alleen de naam van het album werd overgezet naar de naam van de band: July. Het album verscheen in juli, de kritieken waren goed, maar de verkopen slecht. De band kreeg geen enkele response. De band kwam stil te liggen en ieder zocht zijn eigen weg. Tom Newman sloot zich aan bij Richard Branson (later de baas van Virgin Records en Manor Studio). Duhig en Field richtten Jade Warrior op.




July is het enige album van de gelijknamige band. Het album werd opgenomen in de Wardour Street geluidsstudio (later omgedoopt tot Trident Studio. De start was ongelukkig (miscommunicatie met management etc.) en dat zou zo doorgaan. De muziekproducent was Tom Scott, maar die had geen hoge pet op van de band. Later zou de aanduiding produced by dan ook vervangen worden door watched by. De heren van de band waren alleen een huisstudio gewend en kwamen in een nog relatief eenvoudige professionele studio terecht. Die werd nog eens gemoderniseerd met apparatuur die de Abbey Road Studio afdankte. Zo kwam het dat het enige album van July werd opgenomen met dezelfde apparatuur als Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band van The Beatles.

Er werd druk geëxperimenteerd door Newman en Mike Ross, de geluidstechnicus. Newman zou later zijn stempel drukken op bijvoorbeeld Tubular Bells van Mike Oldfield. Uiteindelijk bleek er te weinig studiotijd over om een echt volwaardig product af te kunnen leveren. Normaliter is de titel van een debuutalbum gelijk aan die van de band, maar hier is het andersom. De naam van de band was gedurende de opnamen nog The Tomcats en werd pas later aangepast aan de titel. Het album verscheen in juli 1968, maar bracht geen commercieel succes. De band viel uit elkaar.

De groep bracht ook een singeltje uit. Dit is het.


Hello, Who's there ?



The Way 




zaterdag 13 juli 2013

The Strangeloves




The Strangeloves waren een fictieve band opgericht in 1964 door een in New York gevestigde Amerikaanse songwriting productie team. Ze kwamen zogezegd uit Australië.

Ze bestonden uit Bob Feldman, Jerry Goldstein, en Richard Gottehrer.

De Strangeloves meest succesvolle singles waren "I Want Candy ',' Cara-Lin" en "Night Time".

Vóór de Strangeloves op de proppen kwamen had het songwriters team erachter reeds hits gescoord voor Dion, Pat Boone, Freddy Cannon, Bobby Vee en de Jive Five, en vooral "My Boyfriend's Back" van de The Angels.

Toen de zgn. British Invasion begon werd de US overspoeld  met Engelse groepen die amerikaanse R&B speelden. Bob Feldman, Jerry Goldstein, en Richard Gottehrer moesten dus iets nieuws vinden. Zij maakten de Strangeloves.

Volgens de persberichten waren The Strangeloves drie broers (Giles, Miles, en Niles Strange)  opgegroeid in een Australische schapenboerderij. Ze zouden rijk geworden zijn met het fokken van een nieuw soort schaap (langharig) en zo financiëel een band hebben kunnen oprichten (!).

Hun eerste single was “Love, Love” en werd uitgebracht onder de groepsnaam “Strange Loves” Hij geraakte tot nr. 122 op de Amerikaanse Billboard Hot 100.

Toen hun tweede single, “I Want Candy”,  een hit werd midden 1965 stelde er zich een problem voor The Strangeloves : er moest een band gevonden worden om live op te treden. Ze vonden een groep van sessiemuzikanten die eigenlijk had geholpen om nummers van de Strangloves op te nemen. 



 
Terwijl de groep toerde in Ohio in 1965 als The Strangeloves, kwamen  Feldman, Goldstein, en Gottehrer ontmoetten ze een lokale band die bekend stond als Ricky Z en de Raiders onder leiding van Rick Derringer (bekend als Rick Zehringer op dat moment). Hun rauwe talent werd onmiddellijk opgemerkt en de producers brachten onmiddellijk Derringer en zijn band naar New York. Hier werd  Derringer's stem over een bestaand muzieknummer van The Strangeloves 'album, “I Want Candy”, opgenomen en gereleased als "Hang on Sloopy" onder de naam The McCoys.

De Strangeloves ' enige LP, “I Want Candy”, werd uitgebracht in 1965 op Bert Berns' Bang Records.


 



1964 The Strange Loves – Love, Love
1965 The Strangeloves – I want Candy
1965 The Strangeloves – Cara Lin
1965 The Beach Nuts  - Out in the Sun (The Strangeloves met The Angels.)
1965 The Strangeloves – Night Time
1966 Rome & Paris – Because of you (Rome and Paris waren Bob Feldman en Jerry Goldstein).
1966 The Strangeloves – No Jive (Hand Jive)

Ik voeg er de opname van “Hang on Sloopy” door the Strangeloves bij. Het is over deze tape dat Rick Derringer’s stem werd gemixt.

Voor wie (nog meer) geïnteresseerd is : de franse EP van the Strangeloves vindt u hier op mijn franse blog. (een kleine tussendoorse reklame)



donderdag 11 juli 2013

The Dave Clark Five - de eerste drie Franse EP's



De band begon als het Dave Clark Quintet in 1957, met Clark op drums, Dave Sanford op lead gitaar, Chris Walls op bas, Don Vale op piano (en arrangeur).

Na heel wat wijzigingen in de groep werd hun naam uiteindelijk veranderd in “The Dave Clark Five” .

De bezetting was nu :
Dave Clark, drums
Mike Smith, zang en elektronisch orgel
Lenny Davidson, sologitaar
Rick Huxley, basgitaar
Denis Payton, saxofoon, mondharmonica en gitaar.

De band werd gepromoot als de voorhoede van de "Tottenham Sound ', een reactie op de Mersey Beat stal beheerd door Brian Epstein.

Dave Clark, de onbetwiste leider van de groep, plaatste zijn drumstel vooraan op het podium  met de gitaristen en orgel aan zijn achter-en zijkanten. Hij deed de zaken van de groep, deals die hem toestonden om opnames van de band te produceren en die hem uiteindelijk de controle van de masters opleverden. Songwriting credits gingen naar Clark, Clark en Smith, Clark en Davidson, en Clark en Payton.

The Dave Clark Five had 17 platen in de top 40 van de Amerikaanse Billboard chart, 12 Top 40 UK hits  tussen 1964 en 1967.






Ze waren eigenlijk de eerste groep die de zgn. British Invasion inluidden. Ze speelden 18 optredens op The Ed Sullivan Show  - het meest van alle Britse invasie groep.

Na het succes van de film van de Beatles  “A Hard Day’s Night”  in 1964, bracht de band zijn eigen film uit, “Catch us if you can” (geregisseerd door John Boorman) in 1965.
De leden van de groep spelen een groep stuntmannen. Hun leider Steve (Dave Clark) heeft er ineens genoeg van tijdens de opnamen voor een tv-spot en gaat ervandoor met Dinah (Barbara Ferris), een actrice die gespecialiseerd is in commercials voor de vleesindustrie.

Na hun eerste successen, de film en een tv-special, waren de grote hits verleden tijd. Er kwam wel nog "You Got What It Takes" uit 1967, maar het sprookje was gedaan.

De band probeerde vergeefs mee te gaan met de psychedelische trend, maakte zelfs  "Live in the Sky" (gebaseerd op de Beatles '' All You Need is Love '), maar niets mocht baten.

De DC5 hielden ermee op in 1970.

Na de opheffing van de groep begon Clark een mediabedrijf.  Hij verwierf de rechten van de opnamen van het tv-programma Ready Steady Go!

Mike Smith bleef in de muziekbusiness. Hij schreef jingles voor reclamespotjes en hielp artiesten bij platenopnamen. In 2002 begon hij een eigen band, Mike Smith’s Rock Engine. Die band was een kort leven beschoren, want in 2003 maakte hij een val, die hem voor de rest van zijn leven vrijwel geheel verlamd maakte. Hij overleed in 2008.

Lenny Davidson werd gitaarleraar en leidde een bedrijf dat kerkorgels repareerde.

Huxley ging werken voor een bedrijf dat handelde in muziekinstrumenten en gaf later leiding aan een bedrijf in elektrische apparatuur. Hij overleed begin dit jaar.

Payton werd makelaar, maar bleef parttime muziek maken tot zijn dood in 2006.





Dit zijn hun eerste drie (franse)  EP’s.