Posts tonen met het label op de draaitafel vandaag. Alle posts tonen
Posts tonen met het label op de draaitafel vandaag. Alle posts tonen

maandag 11 november 2013

Op de draaitafel vandaag : Country Joe McDonald - War War War (1971)




“War War War” was het derde soloalbum van Counry Joe McDonald uit 1971.

Ik heb Country Joe het hele album zien doen in het PsK (het toemalige Paleis voor Schone Kunsten- nu Bozar), met als uitsmijter het obligate “Gimme an “F”....


 


De teksten zijn van gebaseerd op de poezie van  Robert William Service (16 Januari 1874 – 11 September 1958),

Op en dag als vandaag vond ik dit een aangepaste post.

Hoewel wij de hele hetze over  de eerste wereldoorlog een beetje moe worden, moet ik wel zeggen dat vanuit het standpunt van Country Joe we hier te maken hebben met een pakkend document.

Luister maar naar “The March of the Dead”









dinsdag 8 oktober 2013

Op de draaitafel vandaag : Marc Moulin / Sam Suffy (1975)




Na de uitzending van Belpop gisteravond was het weer eens tijd om na te genieten van die wonderboy die Marc Moulin eigenlijk wel was. 

Zijn plaat uit 1975 "Sam Suffy" is een intrigerende plaat die ik inderdtijd kocht wanneer ze uitkwam. Vandaag, zo'n kleine veertig jaren later is en blijft deze plaat overeind en is ze even modern als toen.

Naast Placebo had Marc Moulin nog een ander project lopen onder de naam "Sam Suffy".

Daarin trachtte hij met drummer Bruno Castelluci en trompettist Richard Rousselet jazz te maken gebaseerd op de theoriën van de "musique concrète" en collectieve improvisatie.

Marc Moulin's debuut Lp komt na de Placebo platen en  is een boeiende en unieke mozaïek van jazz, soul, en elektronische elementen. Hij gebruikt ook voor het eerst gesamplede geluiden en sequencers  met een verrassende effect.

Hoewel toch nog met roots van collectieve improvisatie, zijn de opening track "Le Saule" en "Le Beau Galop"  een voorbeeld van wat later de house music zal worden, via hun onderliggende elektronische motieven.

Het indrukwekkende meesterwerk,het vijfdelige, 17-minuten durende epos  “Tohubohu” is  een poging om concrete muziek te verzoenen met jazz en rock. Trompettist Richard Rousselet improviseert tegen een achtergrond van een kudde nijlpaarden (!)

“ Sam Suffy”  is bovenal een sublieme luisterervaring.

De band :

Bruno Castellucci (drums, percussie)
Garcia Morales (drums, percussie)
Jasper Van 't Hof (elektrische piano, elektronisch orgel)
Marc Moulin (keyboards, Moog, piano)
Philip Cathérine (gitaar)
Richard Rousselet (flügelhorn, trompet)



From



La Blouse



Le Beau Galop







woensdag 2 oktober 2013

Op de draaitafel vandaag : Elmer Gantry's Velvet Opera (1968)



Op de draaitafel vandaag : Elmer Gantry's Velvet Opera (1968)

Dit is echt een van de platen uit mijn platenkast die ik het meest koester.

De band begon als een soul en blues band genaamd The Five Proud Walkers, die ooit in het voorprogramma hebben gestaan van de toen psychedelische Pink Floyd. De soul en blues lieten ze voor wat het was.




De band bestond toen uit

Dave Terry – zang; mondharmonica
Colin Foster - gitaar
John Ford – basgitaar
Jimmy Horrocks – toetsen en fluit
Richard Hudson – slagwerk.

Terry begon zich steeds extravaganter te gedragen tijdens optredens; hij mat zich de kleding aan van de hoofdpersoon uit het boek/film "Elmer Gantry" (van Sinclair Lewis), met cape en priesterhoed. De naam van de band werd toen veranderd in Elmer Gentry’s Velvet Opera.

Ze vielen al gauw op in het clubcircuit en kregen een platendeal aangeboden door CBS.

Hun eerste opname was "Flames" dat later nog gespeeld zou worden door Led Zeppelin.



 
Een latere single 'Mary Jane' werd nog door de BBC geboycot vanwege het feit dat het over drugs ging. Er kwamen meer singles en een elpee, maar succesvol was de band nooit.




Ford en Hudson wilden de band een andere richting (gebruik elektrische instrumenten) geven, waarmee Foster en Terry (meer akoestisch) zich niet konden verenigen; ze verlieten de band. Ze werden vervangen door Paul Brett en John Joyce; de naam werd weer Velvet Opera. Brett vertrok weer en Foster kwam terug. Een tweede album volgde, ook zonder succes.

Dave Cousins van the Strawbs baatte toen het Hounslow Arts Lab uit, waar Velvet Opera kwam optreden. Gelijkertijd waren Cousins en Strawbs op zoek naar een ritmesectie. Ford en Hudson stapten inderdaad over en bleven een aantal jaren bij Strawbs vanaf het livemuziekalbum "Just a Collection of Antiques and Curios".

Foster probeerde Velvet Opera voort te zetten met Dave McTavish (zang), Colin Bass (basgitaar) en Mike Fincher (slagwerk); ze namen één single op. Toen was het verhaal uit.



 
Toch is die eerste plaat voor mij een van de hoogtepunten van het einde van de jaren zestig.

Ik leerde de groe kennen van de CBS sampler "Rock Machine turns you on"

Ik heb ze vier maal gekocht - twee maal op vinyl en twee maal als cd (een keer met en een keer zonder bonus-tacks), gewoon om ze nooit te verliezen.

Hoogtepunten zijn er niet. Het zijn allemaal prachtige tracks. Dus random maar een paar "favoriete" tracks.

Mary Jane



Air



Reactions of a Young Man




dinsdag 1 oktober 2013

Op de draaitafel vandaag : The Steve Miller Band - Sailor (1968)



Zaterdag wordt Steve Miller 70.

Tijd om weer eens terug te grijpen naar die platen van hem die voor mij tot het allerbeste behoren.

We kennen hem en zijn Band vooral van megahits als The Joker, Fly Like An Eagle en Abracadabra, maar ver voor die succesperiode bracht Steve Miller al een reeks spectaculaire platen uit.

De beste van allemaal is wellicht Sailor (1968), de tweede en laatste lp met Boz Scaggs in de line-up.

Voor het eerste album Children Of The Future in 1968 uitkomt, heeft Miller al flink heel wat weg afgelegd met zijn band. Zo is hij met drummer Tim Davis, bassist Lonnie Turner en toetsenist Jim Peterman te horen op Chuck Berry’s live-lp Live At The Fillmore Auditorium (1967).





Aangevuld door gitarist/zanger Boz Scaggs – een jeugdmaatje van Miller – staat deze line-up als The Steve Miller Blues Band in juni ’67 op het beroemde Monterey Pop Festival, waar uiteraard ook grootheden als The Jimi Hendrix Experience, The Who en Janis Joplin optreden.

Children Of The Future, de eerste Steve Miller Band elpee, is geen groot commercieel succes, ondanks verbluffende songs als In My First Mind en Scaggs’ Baby’s Callin’ Me Home. 




 

Het tweede album, Sailor, verschijnt in oktober van hetzelfde jaar. In artistiek en zeker in commercieel opzicht overtreft de lp de voorganger ruimschoots.

Sailor opent met de zweverige, psychedelische instrumental Song For Our Ancestors.

Dit bijna zes minuten durende stuk, waarin de verschillende bandleden op bepaalde momenten de voorgrond betreden, bouwt op naar het lichte Dear Mary, geschreven en gezongen door Miller. Dit breekbare liefdeslied wordt gedragen door zijn herkenbare stemgeluid en is direct een van de mooiste tracks op de plaat.

Living In The USA – met de memorabele regel “Somebody give me a cheeseburger” aan het einde – is een van Millers grootste klassiekers en wordt de hitgevoelige rocker nog steeds door de Steve Miller Band gespeeld.

De tweede plaatkant is net zo onvoorspelbaar als de eerste en begint met het typische lome geluid van Steve Miller in Quicksilver Girl.

Leuk is ook de aanwezigheid van de korte Johnny ‘Guitar’ Watson-cover Gangster Of Love, waarnaar Miller uiteraard verwijst in de nummer 1-hit waar hij in 1973 wereldwijd mee zal doorbreken: The Joker.

De Jimmy Reed-cover You’re So Fine volgt met dominerend harmonicaspel van Miller.
Boz Scaggs zal Sailor afsluiten met de tracks Overdrive en Dime-A-Dance-Romance.

Scaggs heeft een groot aandeel in het kwalitatieve succes van de plaat, maar Sailor is helaas de laatste met hem als lid van The Steve Miller Band.

Sailor komt in 1968 niet verder dan de 24e positie in de Amerikaanse albumlijst en ook de prima opvolger Brave New World (1969, met Paul McCartney als gastartiest) valt net buiten de top 20.

Sailor laat een nog zoekende band horen, maar de band heeft nooit meer zo avontuurlijk geklonken als op dit vroege carrièrehoogtepunt.


Song for our Ancestors



Dear Mary



Quicksilver Girl



  


zaterdag 28 september 2013

Op de draaitafel vandaag : Moby Grape (1967).



Na een moeilijke week .... even wat uitblazen.

Ik kreeg deze week toevallig Knack Focus te zien en zag dat de plaatselijke commentator van dienst het u ook over “vergeten helden” heeft, en meer nog, deze keer ging het over Moby Grape’s album “1969” uit ....1969.

Tijd voor mij om eens in mijn eigen platenkast te duiken en hun eerste elpee op de draaitafel te leggen.

De elpee opent met 'Hey Grandma' en het lijkt of oma onderweg overreden wordt door de trein die via de pick up de kamer binnendent : wat een gitaargeweld ! The Byrds met kettingzagen ! Een andere absoluut knetterende song is  'Omaha', of de vreemd van tempo wisselende 'Sitting by the window'.

Het is zo en van die platen waaraan je voelt dat alles klopt en dat het eigenlijk niet meer beter kan. En dat was ook zo.

Moby Grape was een idee van Peter Lewis en Bob Mosley. Met Skip Spence vormen zij een band die de ballrooms uit San Francisco afschuimt.

Zeer snel krijgen zij een schare trouwe volgelingen en volgt hun eerste plaat. Het is een meesterwerk. Ze staat bol van hoogtepunten qua arrangementen, uitvoering, en prachtige composities. 






Stom genoeg wordt de plaat in eerste instantie niet als dusdanig uitgebracht. De producer heeft er zes singles van gemaakt en die worden met korte tussenpozen uitgebracht, net op het moment dat de markt overslaat naar de elpees en de zgn. “album oriented rock”.

Moby Grape mist de boot en zo kunnen andere groepen uit San Francisco (The Byrds, Buffalo Springfield, enz..) de macht grijpen.

Hun tweede album “Wow” uit 1968, is zeer goed maar mist het extra van die eerste plaat. Om het niveau toch wat acceptabel te maken werd vanaf een volgende druk de plaat aangevuld met een tweede plaat “Grape Jam”, een aantal jamsessions.
Het derde album “1969” zet die trend verder.

Ondertussen zijn er ook problemen met de bandleden. Tijdens de opnamen van het tweede album werd Skip Spence opgenomen in een psychiatrische kliniek. Spence verbleef tot zijn dood in 1998 in een kliniek.

Moby Grape zal weldra verdwijnen.

Pas vele jaren later kwam ik er achter dat er ook nog een rel rond de hoes van de eerste elpee was geweest, omdat een van de leden de middelvinger liet zien. De hoezen met die foto werden inderhaast vernietigd, maar een paar duizend exemplaren waren al de deur uit, waar verzamelaars flinke prijzen voor betaalden. 


De elpee Moby Grape was voor mij HET hoogtepunt van de Westcoast-muziek. 

Hey Grandma



Omaha



Sitting by the window






donderdag 19 september 2013

Op de draaitafel : “Barrence Whitfield & the Savages” (1984)




Gisteren was het weer een druilerige dag, tijd voor een plaatje op de draaitafel.

Ik koos voor “Barrence Whitfield & the Savages” uit 1984 (op het Big Mamou label)

Barrence Whitfield (geboren Barry White, 13 juni 1955) is een Amerikaanse soul en R & B zanger, vooral bekend als de frontman van Barrence Whitfield & de Savages in de jaren 1980 en 1990.

Zijn eerste album op het Mamou label heb ik gekocht in de jaren 80, redelijk kort nadat het was gereleased. Ik had namelijk een vriend die mij dat had aangepraat als de nieuwe Little Richard, en dat was genoeg reclame voor mij.

Inderdaad, vanaf de eerste noten gaat alles in overdrive, en wordt de rock and roll als een wervelwind op de luisteraar losgelaten.

Barrence Whitfield noemde zichzelf : "a soul screamer in the spirit of Little Richard, Wilson Pickett, Solomon Burke, and early Don Covay."

En dat was hij ook. De plaat begint met een wonderlijke versie van Don Covay’s eerste plaatje “Bip Bop Bip”. De toon is gezet.

De plaat duurt niet veel langer dan een half uur, maar ze laat je uitgeteld achter.

Andere favoriete  track is “Georgia Slop”.


Bip Bop Bip



Georgia Slop




donderdag 12 september 2013

Op de draaitafel : Roy Harper - Flat Baroque and Berserk (Harvest 1970)



Geen dag aan zee gisteren, het regende .

Dan maar lekker een plaatje draaien. Mijn keuze viel op deze klassieker (nu ja !?) uit 1970, in elk geval voor mij een klassieker.

“Flat Baroque and Berserk” is het vierde album van de Engelse singer songwriter Roy Harper. Het werd uitgebracht ôp het legendarische Harvest label in 1970.

“Flat Baroque and Berserk” werd geproduced door Peter Jenner en opgenomen in de Abbey Road Studios in Londen. Het was eveneens  het eerste van de acht albums opgenomen door Roy Harper voor Harvest label EMI.

Harper zei over dit album :  “for the first time in my recording career, proper care and attention was paid to the presentation of the song."

Het album bevat enkele van de bekendste nummers van Roy Harper. "I hate the White Man”  in het bijzonder staat bekend als een compromisloze tekst.

Harper zelf beschreef het lied als : “a testament to my lifelong devotion to espousing equal rights for all humans. I have long since wondered about the wisdom of stating that you have more than the capacity to hate your own race for it's misdemeanors, but as a polemic it has been both an effective tool and somewhere of a place to stand”

Dit is ongetwijfeld een van de hoogtepunten uit deze elpee – en het hele oeuvre van Roy Harper.

Andere favoriete track is “Tom Tiddler’s Ground”

Harper groeide uit tot een cult figuur . Hij zong de lead in “Have a Cigar” op het album “Wish You Were Here” van Pink Floyd. Hij is ook bekend van het lied “Hats Off to (Roy) Harper” op het album “Led Zeppelin III”. Harper maakte ruim twintig albums, waarvan acht voor Harvest, het progressieve EMI-label. In die zin was hij een collega van onder anderen Deep Purple en Pink Floyd. Toen hij “Have a Cigar” voor het album “Wish You Were Here” zong, was hij zelf druk bezig met zijn album “H.Q.”

I hate the white man



Tom Tiddler’s Ground




dinsdag 3 september 2013

Op de draaitafel vandaag : Roger Nichols & the Small Circle of Friends (1968)



Als songwriter schreef Roger Nichols met grootheden als Paul Williams en Tony Asher (lyrics voor o.m. Brian Wilson’s Pet Sounds).

Dit album – dat ik lang geleden voor een habbekrats kocht in Gent - is vele dingen tegelijk. Soft pop, een beetje oppervlakkige rock, en een zware dosis easy listening.

De drie stemmen samen zorgen voor een heerlijke, zachte glans, even effectief op de ballads (Bacharach's "Don’t go Breakin 'My Heart") als op de uptempo nummers ('Don’t Take Your Time ").

Dit album bevat ook een wonderlijk mooie versie van Carole King’s 'Snow Queen', een sierlijke wals, ondersteund door de prachtige zang van de groep.

De credits op het album zijn een virtuele who's who van wat California-pop was op dat moment (1968) : Lenny Waronker, Van Dyke Parks, Bruce Botnick, en Randy Newman.

Toen de plaat uitkwam was ze een flop. De muziek echter blijft overeind als een huis, een authentiek stukje van Californië Sunshine Pop.


Heerlijk.

Favoriete tracks

Snow Queen



I'll be back




woensdag 28 augustus 2013

Op de draaitafel : Bob Dylan – Another Self Portrait (2013)





‘What is this shit?’, was het commentaar van Greil Marcus in “Rolling Stone”  na de eerste beluistering van ‘Self Portrait’ in 1970.  Ik herinner mij deze titel alsof het gisteren was.

Het zou één van Dylan’s meest controversiële albums worden, in de kritieken vrijwel unaniem neergehaald.

In de periode 1969-1970 werden in New York (met o.a. David Bromberg en Al Kooper) tientallen songs opgenomen, die vervolgens in Nashville en Los Angeles werden voorzien van backing vocals, extra drums en soms een orkest, en die deels terecht kwamen op de albums ‘Self Portrait’ en ‘New Morning’.

Het resultaat werd door velen beschouwd als Dylan onwaardig.

En toch ...

De verleden jaar in New York teruggevonden tapes laten je horen hoe “Self Portrait” had kunnen klinken...

Ik vraag me af wiens beslissing het is geweest om die flauwe kul aan de basistapes toe te voegen. Is het dan echt zo dat Dylan zelf destructieve neigingen heeft en dat hij wetens en willens de goeie dingen achterhoudt en ze laat aanvullen met wat Greil Marcus (terecht ?)  “Shit” noemde ?

Dylan woonde eind jaren zestig in de bossen van het villadorp Woodstock, een stukje ten noorden van New York. Hij was getrouwd, vader geworden, maar een rustig familieleven was niet voor hem weggelegd. Voortdurend werd hij lastiggevallen door opdringerige fans, die hem beschouwden als de zegsman van hun generatie.

Daaraan stoorde Dylan zich mogelijk nog het meest. Hij liet niet na te benadrukken niet anders te willen zijn dan een muzikant in de traditie van Woody Guthrie, Johnny Cash en al die anderen die de Amerikaanse muziek in leven hielden.

Al Kooper heeft Self Portrait ooit “An American Songbook” genoemd,  misschien wel de werktitel voor de plaat. Dat zegt waar het om gaat.

Het was echter de tijd waarin de zgn “Counter-Culture” hoogtij vierde en die “American Songs” lagen niet goed. Vietnam, rassenstrijd, studentenopstand enz...Bob Dylan, voor velen de personificatie van muzikaal protest, zong oude liedjes waar niemand oren naar had en deed dat ook nog eens in mierzoete, melige arrangementen.

Als bonus krijg je naast de 35 onuitgegeven songs, of versies van songs, nog het hele Isle of Wight optreden met de Band, waar ik bij was, en de opnieuw remasterde “Self Portrait”.

Ik hou van deze plaat. Ik heb ze altijd gekoesterd hoewel ze tegendraads was en haaks stond op wat je van Dylan verwachtte. Maar ja, dat heeft Bob in zijn carrière wel meer gedaan. Hij ging elektrisch spelen in Newport op het hoogtepunt van de folkboom, hij ging gospel en religieuze liedjes zingen waar de meeste van zijn adepten daar huiverig tegenover stonden....

Favoriete tracks zijn zonder meer “Pretty Saro” en “Thirsty Boots” maar ook “Railroad Bill” enz enz enz...

Dit is er uiteraard eentje om op de lijst van 2013 te plaatsen.



vrijdag 23 augustus 2013

Op de draaitafel vandaag : ZAZ / Recto Verso (2013)




Wat is er toch met mij ?

Vandaag – de dag dat Dylan’s “Another Self Portrait” in de winkels ligt, zit ik me op te winden over een Franse madam. Maar wat voor een ....

Zaz is de slaapdronken pseudoniem van Isabelle Geffroy.  “Recto Verso” is haar tweede plaat die ik vandaag heb gekocht van mijn vriend Miel Appelmans.

Zaz refereert met veel respect naar de hoogdagen van het chanson en voegt er een eigentijdse klank aan toe. Ze omringt zich met uitstekende muzikanten, tekstschrijvers en componisten. En dan is er die hese, gebarsten stem van haar die stenen doet smelten.

De sfeer baadt in die gemoedelijke swing waarin de gitaar van Django Rheinhardt resoneert en er zijn Parijse walsjes, ontsnapt uit de straten van Montmartre waar ze vroeger zelf als busker aan de kost kwam. Daarbij komen nog voorzichtige uitstapjes naar soul en r'n'b. Alles badend in een sfeer die herinnert aan Amélie Poulain en gezongen met de frasering en het timbre van de jonge Piaf.

Zaz laat zich op geen enkel moment in een bepaald hoekje duwen.

Zaz is op “Recto Verso”  een chansonnière uit een ver verleden, maar ook een popprinses uit de toekomst en alles tussen deze twee uitersten in, waarvan met name het vleugje gipsy niet onvermeld mag blijven.

Zaz is zwoel en verleidelijk, maar steeds ruwe emotie.

Miel noemde Zaz een goed gevulde doos bonbons. Dat is ze ook.

Als ik Recto Verso helemaal heb beluisterd heb ik het gevoel dat ik naar tien platen heb geluisterd en het zijn ook nog eens tien hele goede platen.

Je weet het .....de lijstjes. Ik hou er niet van. Maar vandaag, en dat voor ik maandag de nieuwe Dylan zal aanschaffen,  wens ik Zaz en “Recto Verso” op HET LIJSTJE van 2013 te plaatsen .....MET STIP!

Favoriete tracks

Oublie Loulou (van Charles Aznavour)



J'ai tant escamoté




zaterdag 17 augustus 2013

Op de draaitafel : Sammy Walker - Songs from Woody's Pen (1979)




Vorige keer had ik het over de beste Sammy Walker.

Onder invloed van de folk en country van Bob Dylan, Woody Guthrie en Hank Williams, maakte Sammy Walker in het midden van de jaren 1970 met twee albums voor het Folkways label en twee albums voor Warner Brothers.

Het was Phil Ochs, die zwaar onder de indruk van de jonge songwriter, voorstelde om zijn eerste album voor Folkways te producen.

Na zijn eerste album,  vandaag dat wonderlijke “Songs from Woody’s Pen” uit 1979.

Je krijgt de plaat in handen en je gelooft je eigen ogen niet. Het is net of je houdt de eerste Dylan plaat in je handen. 




De foto op de hoes zou zo uit de beginperiode van Dylan kunnen komen. En ook de plaat zelf, de Woody Guthrie songs, het is net of Dylan zelf ze brengt. Zo ergens op het einde van 1962.

Dit is dan ook een absolute topper in mijn platenkast.

Favoriete tracks heb ik niet – hoe kan je trouwens uit Woody Guthrie’s songs een beste kiezen ?

Dan toch maar, “Pastures of Plenty” en “1913 Massacre” al was het maar om de vergelijking met Dylan te maken.


Pastures of Plenty




1913 Massacre




vrijdag 16 augustus 2013

Op de draaitafel : Sammy Walker - Song for Patty (1975)



Vorige keer had ik het over de beste “nep-Dylan” althans volgens Rolling Stone.

Vandaag wil ik het hebben over een totaal ondergewaardeerd artiest die Dylan – moest hij een tiental jaren eerder opgenomen hebben – naar de kroon zou steken. 




Sammy Walker (geboren 7 juli 1952 in de buurt van Atlanta, Georgia) is een Amerikaanse singer-songwriter.

Onder invloed van de folk en country van Bob Dylan, Woody Guthrie en Hank Williams, maakte Sammy Walker in het midden van de jaren 1970 met twee albums voor het Folkways label en twee albums voor Warner Brothers. 





 

Het was Phil Ochs, die zwaar onder de indruk van de jonge songwriter, voorstelde om zijn eerste album voor Folkways te producen.

Na een album met Woody Guthrie liedjes in 1979 (ook in mijn bezit), verdween Sammy Walker van het toneel. Hij nam wel een nieuwe plaat op in 2008

Ik heb die platen van Sammy Walker op het franse label “le chant du monde” die de oude folkways opnames hier verdeelde.





Song for Patty is het eerste album van Sammy Walker. Hij was toen 22.

Song for Patty gaat over Patty Hearst.

Patty Hearst is de kleindochter van miljonair William Randolph Hearst. Op 4 februari 1974 werd zij door een kleine linkse groep die zichzelf de Symbionese Liberation Army noemde uit haar appartement ontvoerd. In ruil voor de vrijheid van Hearst moest de Amerikaanse regering twee SLA-leden vrijlaten, maar dat deed de regering niet. De volgende eis was dat de familie Hearst 70 dollar aan elke arme inwoner van de Bay Area moest geven (ongeveer 400 miljoen dollar). Daarop doneerde haar familie zes miljoen dollar aan eten voor de armen in de Bay Area. Maar na deze donatie weigerde de SLA hun dochter vrij te laten omdat het voedsel volgens de SLA slecht was.

Kort daarna, op 15 april 1974, werd ze gefotografeerd met een M1 Carbine terwijl ze samen met vier andere leden van het SLA de Hibernia bank beroofde op Sunset Avenue. Hierna liet ze weten dat ze haar naam had veranderd naar Tania (naar een medestrijdster van Ernesto "Che" Guevara) en dat ze nu de SLA steunde. Er werd een arrestatiebevel voor haar uitgevaardigd, en ze werd uiteindelijk samen met twee andere leden van de SLA gearresteerd in september 1975. Zes andere oorspronkelijke SLA-leden werden gedood tijdens een belegering door een groep van 500 politieagenten van het huis waarin ze ondergedoken zaten. Vier hiervan stierven aan verwondingen aangedaan door politie, de twee anderen verstikten (de politie had het huis in brand gezet in de hoop dat zij dat zouden verlaten). Dit alles werd rechtstreeks uitgezonden door de media.

Tijdens haar rechtszaak vertelde Hearst dat ze geblinddoekt was opgesloten in een kast, en dat ze lichamelijk en seksueel was misbruikt, en dat ze hierdoor sympathie had ontwikkeld voor de ideologieën van de SLA in een extreem geval van "stockholmsyndroom". De periode van haar ontvoering tot haar arrestatie beleefde ze naar eigen zeggen in een "waas". Haar verdediging bleek niet succesvol, ze werd veroordeeld op 4 februari 1976 (toevallig precies 2 jaar na haar ontvoering) tot 25 jaar cel en in hoger beroep tot 7 jaar cel. Na 22 maanden werd haar gratie verleend door president Jimmy Carter (Hij zette de straf om in voorwaardelijk) en ze kwam uit de gevangenis op 1 februari 1979. President Clinton verleende haar op de laatste dag van zijn presidentschap een algeheel pardon (20 januari 2001).







 


Daarnaast krijgen we enkele prachtige tracks, o.m. Ochs' "Bound For Glory” en Woody Guthrie's " I Aint Got No Home".

Mijn favoriete tracks

Song for Patty



Closing Time



Bound for Glory (met Phil Ochs)




zondag 11 augustus 2013

Op de draaitafel : Dick Campbell - Dick Campbell sings where it's at (1966)




Richard S. "Dick" Campbell (25 januari 1944 - 25 april 2002) was een Amerikaanse folk-rock singer-songwriter. Hij is vooral bekend voor zijn album uit 1966 “Dick Campbell Sings where it’s at”, door Rolling Stone bestempeld als het beste "nep-Dylan" album. In die tijd was iedereen op zoek naar een nieuwe Dylan. Dunhill Records had PF Sloan, en Mercury probeerde het met Dick Campbell.

Mercury bracht Campbell in contact met de toen nog onbekende producer Lou Reizner, die vroeger Mike Bloomfield en de Paul Butterfield Blues Band had geproduced , en die ook met Dylan had gewerkt, om ervoor te zorgen dat het album erg vergelijkbaar was met Dylan’s sound.

Op het album zijn onder meer te horen : Mike Bloomfield (gitaar), Paul Butterfield (harmonica), Sam Lay (drums), Mark Naftalin (orgel), een jonge Peter Cetera (bas) en Marty Grebb van the Buckinghams (gitaar).

Het album is sterk geïnspireerd op zijn vluchtige relatie met zijn vriendin, Sandi, met zinnen als : "I won’t be capitulating/ You’re going to lose a few points in your ratings”.

Ook de tracks  "You've Got to Be Kidding", "Approximately Four Minutes of Feeling Sorry for Dick Campbell", "Girls Named Misery" and "Ask Me If I Care" zijn duidelijk in dit opzicht.

Ik heb dit album (alweer) gevonden in een uitverkoop in Stockel (10 voor 100 Fr.). Ik wist niet wat het was, het album was nog in de cellofaan. Maar er stond op 1966. Op de hoes stond een soort jonge James Dean.  Dus waarom eigenlijk niet ?

Favoriete tracks

Sandi



Approximately Four Minutes of Feeling Sorry for Dick Campbell





woensdag 7 augustus 2013

Op de draaitafel : The Ultimate Spinach (1968)



In mijn doos met US psychedelica vond ik deze elpee uit 1968 van the Ultimate Spinach.

Ultimate Spinach is een psychedelische / hard rock / blues band oorspronkelijk uit Boston. 






 


In hun hoogtijdagen in de jaren '60 specialiseerde de groep zich in lange nummers zoals "Ballad of the Hip Death Goddess", uit Ultimate Spinach (1968) en "Genesis of Beauty", uit Behold And See (1968).

De lange psychedelische improvisaties werden sinds 1970 grotendeels verlaten, samen met het succes.

Succes, ja dat moet ook met een korrel zout worden genomen want buiten lokale bekendheid geraakte de groep niet veel verder.

Toch een fijne plaat om zo ’s avonds eens op te leggen en even weg te zijn van dit alles.

Favoriete tracks :


Ballad of the Hip Death Goddess



Sacrifice of the moon